Hoofdlijnen

Financiële hoofdlijnen

Financiële hoofdlijnen

Analyse resultaat

Het resultaat over 2020 is € 1,8 mln. positief. Bij de prognose bij de Najaarsrapportage (Narap) verwachtten wij nog een resultaat van € 0,6 mln. negatief. Hieronder is een analyse opgenomen van het verschil in resultaat tussen de Narap en de jaarrekening:

 

(Bedragen x € 1 mln)

Saldo Narap

0,6

Nadelen bij jaarrekening

P3; Hogere lasten inhaalafschrijvingen onderwijsgebouwen

2,4

P1; Hogere lasten passende en specialistische jeugdhulpverlening

1,4

P7: Hogere lasten Vennootschapsbelasting

1,2

Voordelen bij jaarrekening

P7; Lagere lasten overhead

-2,0

P2; Lagere lasten duurzame ontwikkeling arbeidspotentieel

-1,1

P3; Lagere lasten maatschappelijke ontwikkeling

-1,1

P2; Lagere lasten verstrekken inkomen

-0,9

P5; Hogere baten beheer en onderhoud gemeentelijke voorzieningen

-0,5

P5; Lagere lasten onderhoud openbare ruimte

-0,4

P1; Hogere baten vrouwenopvang

-0,3

P1; Lagere lasten kansen voor ieder kind door goed onderwijs

-0,3

P4; Lagere lasten behouden cultuurhistorische waarden

-0,3

P1; Lagere lasten veilig thuis

-0,2

P4; Lagere lasten versterken bestaande woningvoorraad

-0,2

P5; Lagere lasten versterken inrichting openbare ruimte en landschap

-0,2

Overige voor- en nadelen

0,1

Saldo

-2,4

Resultaat 2020

-1,8

Toelichting op voor- en nadelen:
Hieronder worden per programma de voornaamste redenen genoemd van de verschillen tussen de Narap en de jaarrekening.

P3; Hogere lasten inhaalafschrijvingen onderwijsgebouwen (€ 2,4 mln.)
Bij Onderwijshuisvesting heeft een aanvullende inhaalafschrijving plaatsgevonden: Bij het opstellen van het integraal huisvestingsplan voor het voortgezet onderwijs is in het najaar 2020 geconstateerd dat er voor een schoolgebouw te lage afschrijvingslasten waren berekend. Hiervoor is bij de Narap een melding gedaan en naar aanleiding van het aangekondigde vervolgonderzoek waarbij alle onderwijspanden zorgvuldig zijn doorgenomen is een aanvullende inhaalafschrijving verwerkt (€ 2,4 mln.).

P1; Hogere lasten passende en specialistische jeugdhulpverlening (€ 1,4 mln.)
Het totaal tekort op de specialistische jeugdhulp is € 1,4 mln. (waarvan € 0,5 mln. wordt gedekt uit de coronareserve in pr.7). De belangrijkste oorzaak is dat de groei van het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van jeugdzorg ook in 2020 flink is doorgezet. Dit zit voor een deel in de afname van de uitstroom uit de hulp, maar vooral in de stijgende instroom van jeugdigen in de jeugdhulp. Daarbij is, conform het regionale en landelijke beeld, een toename in de zorgzwaarte zichtbaar. Er krijgen dus meer kinderen zorg en voor een gemiddeld hoger bedrag per kind. Er zijn maatregelen ingezet die bij de nieuwe instroom een verschuiving laten zien van zwaardere naar lichtere vormen van zorg. Omdat de bestaande groep die jeugdhulp ontvangt maar langzaam uitstroomt, is het effect van de maatregelen nog niet terug te zien in de kosten.
Daarnaast is er een toename in de uitgaven PGB zichtbaar. Het budget per jeugdige is gestegen als gevolg van hogere indexatie, toegenomen zorgzwaarte (NJI rapport 2020) en de sturing op de normbudgetten waardoor een aantal kinderen is ingestroomd in PGB.

P7: Hogere lasten Vennootschapsbelasting (€ 1,2 mln.)

Sinds 2016 is de vennootschapsbelasting voor gemeenten ingevoerd voor ondernemingsactiviteiten. In 2020 is door de belastingdienst het standpunt ingenomen dat met ingang van 2016 ook de inkomsten uit reclamebelasting onder de vennootschapsbelasting (VPB) moeten vallen. Eind 2020 zijn de aangiften over de jaren 2016 tot en met 2019 voor deze inkomsten uit reclamebelasting ingediend. Deze leiden tot een verplichting van € 1,2 mln. Deze inkomsten zijn eerder niet in de aangiften betrokken, maar stonden in de risicoparagraaf van de begroting.

P7; Lagere lasten overhead (-€ 2,0 mln.)
Het voordeel op de overhead wordt onder meer veroorzaakt door lagere facilitaire kosten in het laatste kwartaal als gevolg van de aanhoudende lockdown (-€ 0,5 mln). Daarnaast heeft personeel en organisatie minder lasten gerealiseerd doordat de lopende WW-uitkeringen lager zijn uitgevallen dan verwacht en de aanvragen voor nieuwe WW-uitkeringen nagenoeg zijn uitgebleven. (-€ 0,3 mln.) Binnen het opleidingsbudget is een voordeel te melden van -€ 0,2 mln., deels te verklaren door Corona uitgestelde opleidingen en fysieke bijeenkomsten en de overstap van fysieke naar digitale bijeenkomsten ten behoeve van het introductieprogramma.
De exploitatiekosten voor de ICT infrastructuur vallen incidenteel lager uit doordat een prijsverhoging van het Microsoft contract een jaar later dan verwacht  wordt doorgevoerd en doordat door het aanhoudende thuiswerken onder andere minder geprint wordt (-€ 0,6 mln.).
Op de overhead baten doet zich een voordeel voor van -€ 0,4 mln. Dit komt door een doorbelasting van facilitaire kosten aan de Omgevingsdienst en het UWV en door extra ontvangsten vanuit het UWV voor transitievergoedingen bij uitdiensttreding als gevolg van arbeidsongeschiktheid.

P2; Lagere lasten duurzame ontwikkeling arbeidspotentieel (-€ 1,1 mln.)

De uitstroom van mensen met een WSW-indicatie was dit jaar groter dan verwacht (-€ 0,2 mln.)
De toename van werkzoekenden door corona was kleiner dan aan het begin van de crisis werd verwacht, vooral door verlenging van de steunmaatregelen van het Rijk. Daarom zijn er minder kosten gemaakt om deze mensen naar werk te begeleiden (-€ 0,9 mln.)

P3; Lagere lasten maatschappelijke ontwikkeling (-€ 1,1 mln.)
Corona heeft veel invloed gehad op het resultaat bij Maatschappelijke Ontwikkeling. Zo is op maatschappelijke initiatieven een bedrag van -€ 0,4 mln. aan lagere lasten gerealiseerd. Dit komt voornamelijk doordat door de crisis en bijbehorende maatregelen veel initiatieven geen doorgang konden vinden. Ook is er als gevolg van Corona minder uitgegeven aan evenementen en beeldende kunst  (- € 0,2 mln.).
Op sportvoorzieningen is heeft de actualisatie van de voorzieningen onderhoud sportvelden geleid van tot een vrijval van -€ 0,3 mln. Daarnaast resulteerde een afrekening met het sportbedrijf in een meevaller van -€ 0,2 mln.

P2; Lagere lasten verstrekken inkomen (-€ 0,9 mln.)
Bij de Narap werd nog rekening gehouden met een grote toename van het aantal uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden. Mede door verlenging van de steunmaatregelen van het Rijk heeft deze groei zich minder sterk  voorgedaan. Daardoor zijn de kosten om mensen naar werk te begeleiden lager uitgevallen. Ook de verwachte groei aan vragen rondom schulden en armoede is lager uitgevallen, de extra middelen die het Rijk aan het einde van het jaar beschikbaar heeft gesteld zijn daarom niet volledig besteed (-€ 0,9 mln.).

P5; Hogere baten beheer en onderhoud gemeentelijke voorzieningen (-€ 0,5 mln.)
De hogere baten op het product grond- en vastgoedportefeuille wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere opbrengsten voor verhuur en canons van onroerend goed.

P5;  Lagere lasten onderhoud openbare ruimte (-€ 0,4 mln.)
De lagere lasten op het product onderhoud openbare ruimte worden grotendeels verklaard door de vertraagde baggerwerkzaamheden in de Zaan (-€ 0,3 mln.). Daarnaast resulteert de verkoop van bedrijfsmiddelen in een meevaller van -€ 0,1 mln.

P1; Hogere baten vrouwenopvang (-€ 0,3 mln.)

In de septembercirculaire 2020 kwamen extra rijksmiddelen beschikbaar voor de regionale taak voor vrouwenopvang. Daarna is beleid hiervoor gemaakt. De bestedingen zijn daarom niet in 2020 maar grotendeels in 2021. Daarom wordt via de bestemming batig saldo 2020 voorgesteld om deze middelen toe te voegen aan de bestemmingsreserve vrouwenopvang.

P1; Lagere lasten kansen voor ieder kind door goed onderwijs (-€ 0,3 mln.)
Door sluiting van de scholen als gevolg van Corona is bespaard op het leerlingenvervoer (-€ 0,16 mln.). Daarnaast zijn er door Corona bij volwasseneneducatie minder aanmeldingen geweest voor het volgen van fysieke lessen wat leidt tot een voordeel van -€ 0,13 mln.

P4; Lagere lasten behouden cultuurhistorische waarden (-€ 0,3 mln.)

Er zijn in dit Coronajaar minder monumentensubsidies verstrekt (-€ 0,16 mln.). Verder zijn er minder uitgaven inzake de Zaanse Schans (-€ 0,15 mln.) doordat een aantal concrete maatregelen nog niet zijn uitgevoerd doordat er door corona minder bezoekers zijn bij de Zaanse Schans; daardoor is de drukte in het gebied niet meer representatief waardoor de dialoog met de bewoners rond de Zaanse Schans en het zoeken van oplossingen is gestokt. In 2020 zijn wel de voorbereidingen daarvoor getroffen.  

P1; Lagere lasten iedereen heeft een thuis en voelt zich daar veilig (€ -0,2 mln.)
Er is op peuterspeelzalen een voordeel behaald doordat er een landelijke trend gaande is waarbij kinderen vaker naar de dagopvang gaan of voor VVE in aanmerking komen.

P4; Versterken van de kwaliteit en verduurzamen van de bestaande woningvoorraad (-€ 0,2 mln.)

Er is minder uitgeven aan communicatie, monitoring en subsidieonderzoek funderingen, doordat door het uitbreken van corona er beperkt bewonersbijeenkomsten zijn geweest en deze niet op fysieke locaties hebben plaatsgevonden (-€ 0,1 mln.). Het nieuw ontwikkelde programma ZaMo (Zaanse Monitoring) waarmee de funderingsgegevens worden vastgelegd en beoordeeld heeft in 2020 voor het eerst sinds jaren geresulteerd in terugdringen van de kosten (-€ 0,1 mln.).

P5; Lagere lasten versterken inrichting openbare ruimte en landschap (-€ 0,2 mln.)

Er zijn dit jaar geen kosten zijn gemaakt inzake lidmaatschap Laag Holland voor een bedrag van - € 0,1 mln. Daarnaast is als gevolg van de afschaffing van de Programmatische aanpak Stikstof (PAS) een groot deel van de beschikbare capaciteit besteed aan onze ruimtelijke vergunningverlening. Dit is ten koste gegaan van het realiseren van projecten Groen- en Waterplan waardoor een budget van -€ 0,1 mln. niet tot besteding is gekomen.

Overige voor- en nadelen (€ 0,1 mln.)
Bij de overige programma's zijn op programmaniveau kleinere verschillen die optellen tot € 0,1 mln. nadelig.
Voor een integraal overzicht van het resultaat per programma verwijzen wij u naar Hoofdstuk 4.1 (Resultaatmodel). Verder is in de programmaverantwoording per programma een toelichting op de financiële afwijkingen op programmaniveau opgenomen.

Corona

De Coronacrisis heeft grote impact gehad op de begroting van Zaanstad. Dat is ook terug te lezen in deze jaarrekening. In alle programma’s hebben zich wijzigingen voorgedaan in activiteiten, werk, taken, uitgaven en inkomsten. Per programma wordt hier een toelichting op gegeven. In paragraaf 3.8 van deze jaarrekening lichten wij toe wat de financiële impact van Corona is geweest op de baten en lasten in dit boekjaar.

Weerstandscapactiteit en risicobeheersing

In de nota weerstandsvermogen en risicomanagement is bepaald dat de bandbreedte van de weerstandsratio (verhouding tussen de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit) tussen de 1,4 en de 1,8 moet liggen. Om de risico’s van de gemeente Zaanstad in kaart te brengen, zijn de risico’s voor de gemeente geïnventariseerd en is per risico een risicoprofiel opgesteld. Met behulp van een Monte Carlo analyse is het optreden van de verschillende risico’s gesimuleerd. Uit de simulatie blijkt dat bij een zekerheidspercentage van 90% alle risico’s kunnen worden afgedekt met een weerstandscapaciteit van €14,0 miljoen. Bij een weerstandsratio van 1,4 is de benodigde weerstandscapaciteit €19,6 miljoen. Hiervan wordt €0,1 miljoen opgevangen door de structureel in de begroting opgenomen post onvoorzien. De overige €19,5 miljoen moet worden opgevangen door de algemene reserve. De algemene reserve in de jaarrekening 2020 is €18,1 miljoen. Dit betekent dat een aanvulling van € 1,4 mln. noodzakelijk is om het gewenste weerstandsratio te bereiken. Meer gedetailleerde informatie is te vinden in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Financiering

De gemeente Zaanstad is volop in ontwikkeling. Om te kunnen ontwikkelen, moet de gemeente investeren in de stad (zoals voor woningbouw, scholen, riolen etc.). Om te investeren leent de gemeente geld en lost dit weer af over de levensduur van de activa. De schuld van de gemeente Zaanstad in verhouding tot het eigen vermogen is – hoewel zij ten opzichte van vorig jaar licht is gedaald - relatief hoog (82%), maar wordt wel als verantwoord geacht. De belangrijkste redenen hiervoor zijn dat de kosten van de schuld (rente en aflossing) betaalbaar zijn in de begroting en dat tegenover de schulden hogere bezittingen staan. In de paragraaf Financiering wordt dit uitgebreid uitgelegd en geïllustreerd met grafieken.

Deze pagina is gebouwd op 05/26/2021 14:06:31 met de export van 05/26/2021 13:59:24